De wettelijke bepalingen over de eigen woning in de Wet inkomstenbelasting zijn deze dagen zó complex geworden dat zij elkaar soms tegenwerken. In deze blog behandel ik een recente rechtbank uitspraak waaruit maar weer eens duidelijk wordt hoe complex en onbegrijpelijk de regelgeving is.
Inleiding
In een uitspraak door rechtbank Noord-Holland kwam de combinatie van de volgende twee ‘eigen woning bepalingen’ aan de orde:
- de Wet Hillen is per 2005 ingevoerd en zorgt ervoor dat als de bijtelling van het eigenwoningforfait hoger is dan de betaalde eigenwoningrente, de bijtelling boven het bedrag van rente komt te vervallen; hierdoor is het inkomen uit eigen woning dan nihil.
Indien men geen eigenwoningschuld meer heeft, bedraagt het inkomen uit eigen woning door de Wet Hillen-aftrek derhalve nihil. Deze regeling stimuleert het aflossen van (relatief) kleine eigenwoningschulden omdat deze toch geen aftrek meer opleveren. - met ingang van 2014 wordt de renteaftrek in de hoogste belastingschijf (52%) beperkt met 0,5% per jaar. Zo is het is maximale tarief waartegen eigenwoningrente kan worden afgetrokken 50% in 2017. De afbouw loopt door totdat deze in 2040 een maximaal aftrekpercentage bereikt van 38%.
Uitspraak rechtbank: toch bijtelling ondanks Hillen-aftrek
Belanghebbende had (in het jaar 2014) een bijtelling van het eigenwoningforfait van € 3.843 en de betaalde eigenwoningrente bedroeg € 2.363. De kosten voor de eigen woning waren lager dan de bijtelling van het eigenwoningforfait. De ‘Hillen-aftrek’ was toegepast voor het verschil van € 1.480, waardoor het belastbare inkomen uit eigen woning per saldo nihil bedroeg. De top van het inkomen van belanghebbende was belast tegen het toptarief van 52%. De inspecteur nam in de aanslag een bijtelling “tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning” op van 0,5% van € 2.363, ofwel € 11. Deze tariefsaanpassing betrof het geschilpunt.
De rechtbank is van oordeel dat het niet relevant is dat door de Hillen-aftrek feitelijk geen aftrek in verband met de eigen woning heeft plaatsgevonden.
De rechtbank stelt dat sprake is van aftrekbare kosten welke in aftrek worden gebracht zonder verwerking van de aftrekbeperking van 0,5% per jaar (voor zover deze tegen het toptarief van 52% in aftrek worden gebracht). Vervolgens heeft belanghebbende de Hillen-aftrek genoten, uitgaande van de totale eigenwoningrente (zonder rekening te houden met voormelde aftrekbeperking). Tenslotte volgt een correctie op de in aftrek gebrachte rente (à 0,5% per jaar) vanwege de aftrek van eigenwoningrente tegen het toptarief van 52%.
De rechtbank concludeert dat de wetgever de samenloop van 1) de aftrek op grond van de Hillen-aftrek en 2) de tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning, zelfs heeft beoogd zodat “belastingplichtigen een extra prikkel ervaren om de resterende, relatief geringe, eigenwoningschuld in het geheel af te lossen”.
Praktijk
Het is niet ongebruikelijk dat men richting pensioenleeftijd (versneld) aflost op de lening voor de eigen woning. Voor “nieuwe” leningen vanaf 2013 is het zelfs verplicht om af te lossen op de lening voor de eigen woning. In beide gevallen kan het voorkomen dat men in een situatie beland zoals bovenstaand. Het fiscale belang wordt bovendien jaarlijks groter door de jaarlijkse afbouw van 0,5% van het maximale aftrekpercentage.
Wetgever, dit is toch wel een heel ongelukkige “prikkel”…
De auteur mevrouw mr. A. de Knijff-van Raalte is als belastingadviseur werkzaam bij Contaxus Belastingadviseurs en Accountants te Volendam