Van belastingadviseurs wordt tegenwoordig verlangd dat ze een verlengde arm van de overheid zijn. Paradoxaal is dat tegelijkertijd het wettelijk instrumentarium is uitgebreid om, als er vervolgens iets mis gaat, adviseurs te kunnen straffen.
Boeterecht
Sinds 1 juli 2009 kan een bestuurlijke boete worden opgelegd aan een medepleger en vanaf 1 januari 2014 is het fiscale boeterecht uitgebreid met de categorieën medeplichtigheid, uitlokken en doen plegen. Van medeplichtigheid is sprake als de adviseur zijn cliënt helpt bij het plegen van het beboetbare feit. Van uitlokken is sprake als de adviseur zijn cliënt daartoe aanzet en van doen plegen is sprake als de adviseur de belastingplichtige een beboetbaar feit laat plegen zonder dat de belastingplichtige dat weet. Bijvoorbeeld als de adviseur een aangifte opstelt zonder dat de belastingplichtige weet dat deze onjuist is.
Horizonbepaling
De wetsuitbreiding van 2014 heeft een horizonbepaling. De wetgever heeft bepaald dat de geldigheid afloopt per 1 januari 2019. Aan de hand van een evaluatie wordt bepaald of het artikel eigenlijk wel nodig is. Op grond van de bepalingen uit 2009 zijn een aantal medeplegers beboet. Voor medeplichtigheid, doen plegen en uitlokking zijn er voor zover bekend nog geen boetes opgelegd. De belastingdienst, FIOD en Openbaar Ministerie onderzoeken of de vervanging van dit artikel levensvatbaar is. Aangezien er in de praktijk geen gebruik van wordt gemaakt, verwacht ik niet dat een wetsvoorstel tot definitieve invoering voldoende kan worden onderbouwd.
Verbeterpunten
Dat de belastingdienst vergrijpboetes oplegt aan adviseurs, geeft aan dat ze beter moeten opletten. De adviseurs zullen op een aantal punten verbetering moeten laten zien. Die verbetering zit in het bedwingen van de neiging van adviseurs om een probleem van de cliënt op te lossen dat niet altijd oplosbaar is. Stukken worden niet of te laat aangeleverd omdat de cliënt druk is met andere zaken en de adviseur is begripvol. Intussen wordt met elke verkeerd ingevulde aangifte een beboetbaar feit gepleegd – ook al wordt een en ander later gecorrigeerd. Afgezien daarvan brengt deze praktijk integriteitsrisico’s met zich mee.
Onderzoeksplicht
Een goede adviseur geeft duidelijk zijn grenzen aan. Als een cliënt niet de informatie levert die nodig is om aangifte te kunnen doen, doe dan geen aangifte. In dit verband is de onderzoeksplicht van groot belang. Die onderzoeksplicht is niet precies af te bakenen, maar bij twijfel over de juistheid of volledigheid van gegevens dient doorgevraagd te worden. Juist op het moment dat de adviseur het gevoel krijgt dat de informatie niet volledig is, moet hij doorvragen. Al te vaak stopt hij dan, wellicht uit angst omzet te verliezen. Dat is in ieder geval het verwijt dat strafrechters maken aan verdachten. Een strikter uitgevoerde onderzoeksplicht is met name een zaak van persoonlijke ethiek en integriteit. Daarbij hoort de overtuiging dat omzet nóóit belangrijker is dan integriteit. Een goede adviseur deinst er niet voor terug zijn cliënt op te voeden rond tijdigheid, juistheid en volledigheid. Mijn verwachting is echter dat er nog meer vergrijpboetes aan adviseurs opgelegd gaan worden, bijvoorbeeld voor het slepen met BTW, het te laag vaststellen van voorlopige aanslagen en voor te hoog opgevoerde voorzieningen.
De auteur mr. M.J.C. Veerman RB is als belastingadviseur verbonden aan Contaxus Belastingadviseurs te Volendam